top of page

Mijn naam is Joris

  

JORIS-NL-cover.PNG

Levenslicht

​

Na zo’n 115 dagen in mama’s buik te groeien, word ik vroeg in de ochtend geboren. Het is een dinsdag, geloof ik. Mama krijgt 19 kindjes deze keer. Wanneer ik het eerste levenslicht zie, zijn er al drie broertjes en twee zusjes ter wereld. Enkelen gapen, we zitten allemaal onder het slijm. Eén broertje beweegt niet. Zou hij nog slapen?

 

Wat een grote wereld. Ik zie een fel licht in mijn oogjes schijnen, het is lekker warm. Maar toch is het koud. De frisse lucht kriebelt mijn natte huid. De muren van de wereld zijn groot en donker, de grond is kil. 

 

Er is veel commotie rondom mij, ik hoor roepen en schreeuwen, allemaal kindjes die geboren worden, mama’s die kermen van de pijn, kindjes die huilen, …

 

Mama zit vast tussen metalen stangen, dat zou zo zijn zodat ze niet per ongeluk op één van ons gaat liggen terwijl ze slaapt. Niet erg fijn voor haar. Ik zie mama niet in staat om op één van haar kindjes te gaan liggen; als ze meer plaats zou hebben om te rollen en de draaien, zou er geen probleem zijn.

Als ze te veel eet, gaan de metalen buizen tegen haar buik en rug duwen. Het is nu al zo krap.

 

Als al mijn achttien broertjes en zusjes ter wereld zijn, is het duidelijk dat er zes van hen het niet overleeft hebben. Mama huilt, wij huilen ook.

Eén van mijn zusjes is erg zwak, een broertje ook. Mama denkt dat ze de nacht niet gaan halen. Mama huilt nog meer. Mama huilt de hele dag, terwijl wij proberen melk te drinken en met haar mee huilen.

 

We zetten onze eerste stapjes buiten mama’s buik. Het is een rare wereld.

Mama is droevig. 

Ik zie andere mama’s met hun kindjes. Alle mama’s zijn droevig. Onze donkere wereld is somber. De felle, warme lichten zijn niet genoeg om onze mama’s blij te maken.

 

We krijgen veel eten, we worden allemaal kleine dikkertjes. Al snel worden we grote dikkertjes. Onze lijfjes zijn niet gemaakt om zoveel te eten, om zoveel voedingsstoffen op te nemen, maar wat kunnen we anders doen dan eten? Er is niets om te doen. We kunnen niet spelen, we kunnen niet rennen, we kunnen niet ravotten, … we kunnen enkel eten en slapen.

 

Als we wat groter zijn, ook al blijven we nog kindjes, komt er een man enkelen van ons weghalen. Elk van ons die een beetje ziek is, gaat weg. Elk van ons die niet voldoende eet, gaat weg. We zijn allemaal zo bang. 

 

Enkele maanden gaat dit door. Eten, slapen, eten, slapen. Bang zijn. Eten, slapen.

​

 

Rit

​

De deuren schuiven open. Er is een licht dat helemaal anders is dan het licht in ons woongedeelte. Dit licht voelt warm aan, ook al is het koud. Het voelt voedend aan. Is dit … zonlicht?

 

We worden met stokken vooruit gedreven. Als we niet snel genoeg zijn, krijgen we slaag. Soms krijgen we ook gewoon zomaar slaag, zonder reden. Onze droge huid breekt vlug onder de stokslagen. Stampen van de laarzen krijgen we ook. Of een oorveeg. Of een klop met één of ander stomp voorwerp. Een scherp voorwerp heb ik ook gezien, maar ik weet niet of daar iemand mee gepijnigd werd. Al vrees ik van wel.

 

Ze dwingen ons in een smalle gang. Ze blijven maar proppen. We zitten met zo’n 200 op elkaar gepakt, verdeeld over verschillende compartimenten. Er is amper plaats om te draaien of te keren. Iedereen heeft overal wonden, de ene is er al wat erger aan toe dan de andere. Henk, bijvoorbeeld, mankt. Hij heeft een infectie aan z’n been. Maar daar wordt niet naar gekeken. Erger nog, omdat hij daarnet niet snel genoeg was, kreeg hij extra stokslagen. Ook op zijn geïnfecteerde been.

 

Ikzelf heb een heleboel krassen over heel mijn lijf, en mijn gezicht. Iedereen heeft krassen over heel z’n lijf. Er is onder ons ook veel duw-en-trekwerk, er wordt gekrabd, geslagen, gestampt, gebeten, … Verveling, frustratie, angst, niet weten wat er gaat gebeuren, … we hebben onszelf niet altijd in de hand. 

 

Het is koud. Het regent. Degene aan de buitenkanten worden nat; wij - in het midden - hebben meer geluk.

Onze magen rammelen, we hebben honger. En dorst. We hebben al meerdere dagen geen eten of drinken gekregen. 

Hoewel degene aan de buitenkanten nat worden van de regen, en sneller onderkoeld zullen worden, kunnen ze wel enkele regendruppels proberen oppikken om toch een heel klein beetje te drinken.

 

De smalle gang beweegt. We worden door elkaar geschud. Er ontstaat nog meer frustratie en angst onder ons, ook nu zijn er enkelen die bijten, en stampen, die duwen en trekken. Wonden zijn meer regel dan uitzondering.

 

Lange tijd zitten we vast in deze smalle gang. Het schudden blijft, de frustratie en angst blijft. De regen blijft. Er is veel lawaai buiten onze gang. Zelf maken we ook lawaai. We zijn bang en schreeuwen om hulp, maar het lijkt alsof niemand ons hoort - of wil horen; niemand ons ziet - of wil zien. Ook al zien we wel mensen voorbij gaan. Ze zien ons, maar doen niets. We zijn gedoemd.

 

De gang stopt. Er is een grote constructie. Er liggen enkele lijken verspreid op de grond waar onze gang langsgaat. Is dit ons lot? In de kou en regen op de grond dood zijn?

Er heerst een stank.

 

De deuren gaan open. Het dak gaat open. Een man begeeft zich tussen ons. Hij heeft een metalen voorwerp vast. Wij staan stil, verstijfd van angst. Hij brult en roept. Uit angst roepen wij ook. Help ons, iemand? Wat gaat er gebeuren?

 

De man slaat de voorste rij, ze spurten weg. We moeten uit de gang, naar de grote ruimte. Daar staan mannen in een wit pak ons op te wachten. Hun witte pakken zijn besmeurd met rode vlekken. Onze groep begint zich naar de grote ruimte te bewegen, angstig, maar veel keuze hebben we niet. Iemand probeert naar achteren te ontsnappen, maar dat heeft geen zin. De man slaat in het wild op ons. Hij brult. Wij schreeuwen.

 

 

Een laatste adem

 

We worden door smalle gangen gedreven, metalen buizen scheiden ons. We worden nog meer geslagen, ook al gaan we zo snel als we kunnen. Waar gaan we heen? Van de ene grauwe zaal, gaan we over in de andere, al is deze minder grauw. Vuil wit, is een betere omschrijving. 

 

Het ruikt hier vreemd. Metaal. Een erg doordringende metaalgeur. We ruiken het allemaal. De vloer heeft dezelfde rode vlekken als de witte pakken van de mensen. Er liggen hele plassen vol het rode spul.

We worden verdeeld. De ene helft naar links. De andere helft naar rechts.

 

Onze groep staat één voor één in een rij in een smalle gang. De muren van onze gang zijn wat hoger dan wij zelf zijn. Zo kunnen we er niet uit, maar kunnen de mannen die ons begeleiden, ons vooruit drijven met hun stokken en met de andere voorwerpen waarmee ze ons slaan.

 

Één voor één worden we uit de gang geplukt. Een grote haak drammen ze door één van onze beentjes, en zo worden we opgetrokken aan stevige kettingen. We kermen het uit van de pijn. We roepen om hulp, maar niemand die ons hoort. 

 

Iemand heeft een groot mes vast. Hij brengt het naar mijn keel en … 

Met een vlotte beweging gaapt mijn keel open. Mijn ogen sluiten. Ik bloed leeg. Het leven stroomt razendsnel uit mij.




 

Mijn naam is Joris, dit is mijn korte leven vol pijn en miserie, en nu lig ik op je bord.

Smakelijk.

 

 

Epiloog

​

In 2018 werden er in België 11,2 miljoen varkens geslacht. Dat zijn er net iets minder dan dat België aan inwoners telt (11.37 miljoen, in 2018).

11,2 miljoen varkens in één jaar, dat komt neer op meer dan 933 duizend varkens per maand. Dat zijn er meer dan 215 duizend per week.

Nog steeds een ongrijpbaar getal?

Wat dacht u dan van meer dan 30 duizend per dag? Of meer dan 1000 per uur.

Dat zijn één-en-twintig (21!) varkens per minuut die in België alleen al geslacht worden (in 2018).

Dan spreken we nog niet over de zieke dieren die afgekeurd worden voor de slacht; dieren die in de kwekerijen of onderweg sterven, slachtoffers van stalbranden, of varkens die dood geboren worden.

 

Om het plaatje te vervolledigen, geef ik ook ‘graag’ de cijfers van de andere dieren mee.

 

2018 zag 890 duizend runderen geslacht worden. Dat komt neer op een gemiddelde van 101 runderen per uur.

305 miljoen kippen werden in 2018 geslacht. Da’s bijna 10 kippen per seconde (!!!). Voor elke kip die leeft, is er gemiddeld één mannelijk kuikentje moeten sterven. Mannelijke kuikentjes zijn zo goed als nutteloos voor de industrie. Ze worden op hun geboortedag gedood (levend verhakseld, verdronken, vergast, …). 


 

Alle cijfers per maand, week, dag, uur, minuut, seconde gaan er van uit dat het slachthuis 24 op 7 draait, en geven zo het gemiddelde per tijdseenheid aan. Slachthuizen draaien in werkelijkheid geen 24 uur per dag, elke dag door; maar dit maakt de telling wel overzichtelijker en de cijfers makkelijker te begrijpen.

Alle cijfers zijn ook de officiële cijfers en houden geen rekening met ziekte, sterfte vóór de slacht, afkeuring voor de slacht, jacht, bijvangst, stalbranden... ; en naast runderen, varkens en kippen, worden ook paarden, geiten, schapen, konijnen, herten, kalkoenen, vissen … en zoveel andere dieren geslacht. Officiële cijfers voor zieke dieren, jacht, bijvangst, ‘vroegtijdige’ sterfgevallen (waaronder stalbranden, sterfte tijdens transport, …), … bestaan niet.

Alle gegevens komen van https://statbel.fgov.be/nl/nieuws/meer-slachtingen-bij-varkens-2018-daling-bij-runderen

​

​

​

bottom of page